Het gouden ticket naar lucide dromen?
– De stand van het onderzoek.
Hoe leer je mensen om tijdens hun slaap te beseffen dat ze dromen – en vervolgens dat moment vast te houden én er invloed op uit te oefenen? Emma Peters (promovendus Universiteit van Bern) traint deelnemers in haar onderzoekslab om lucide te dromen met behulp van VR, zintuiglijke prikkels en reality checks. Een gesprek over aaibare olifanten, jongleren en professoren met een gouden hart.
1. Wat onderzoek je?
“Ik onderzoek lucide dromen vanuit verschillende hoeken. Ten eerste kijken we hoe we mensen tijdens hun slaap op een betrouwbare manier lucide kunnen laten dromen: hoe help je een dromer zich tijdens een droom bewust te worden dat ze dromen? Daarnaast werken we ook in de lucide droom: wat voor taken kunnen dromers uitvoeren, en hoe goed lukt dat? Tot slot onderzoeken we communicatie: welke informatie kunnen wij dromers geven, en wat kunnen zij terugsturen vanuit hun droom?
Het opwekken van lucide dromen doen we op verschillende manieren. In ons lab gebruiken we vooral lichamelijke en zintuiglijke stimulatie. Dat klinkt spannend, maar het is vrij subtiel: denk aan een zacht geluidje, een lichte trilling of een korte elektrische prikkel op de huid (Peters et al., 2024). Die geven we precies op het moment dat we via hersenactiviteit zien dat iemand in REM-slaap zit – de fase waarin je het meest levendig droomt en waar lucide dromen het vaakst voorkomen.
Andere labs werken met mentale oefeningen, zoals SSILD (Senses Initiated Lucid Dreaming) (Esfahani et al., 2024; Tan & Fan, 2022). Daarbij wissel je vlak voor het slapengaan bewust je zintuigen af – eerst kijken (met gesloten ogen), dan luisteren, dan voelen – en dat herhaal je. Het idee is dat je brein daardoor alerter blijft naar zintuigelijke prikkels, ook tijdens je droom.
Nieuw is dat we ook VR-trainingen inzetten. Daarbij trainen we mensen om in een virtuele wereld – ons bijzondere VR-lab – het verschil tussen droom en werkelijkheid te testen: ‘Is dit een droom, VR of echt? En waaraan merk ik dat?’ Door dat herhaaldelijk te oefenen, hopen we dat mensen dat gedrag mee de droom in nemen. Tijdens mijn bacheloronderzoek toonden we al aan dat VR hierbij kan helpen, en daar bouwen we nu op voort (Gott et al., 2020).”
2. Wat is er zo bijzonder aan jullie VR-lab?
“Het lijkt precies op ons slaaplab – het is een 1-op-1 kopie – maar dan met extra bizarre elementen. Die gebruiken we om lucide dromen op te wekken. We weten dat veel mensen die bij ons slapen, over het lab dromen (Picard-Deland et al., 2021). Dat betekent dat we de inhoud van hun droom deels kunnen voorspellen, en daar willen we op inspelen.
We pakken dat stap voor stap aan. We weten: mensen dromen over het lab. Dus willen we dat ze in die droom herkennen dat het niet echt is. Nu horen we vaak: ‘Ik was in het lab, maar ik dacht dat ik al wakker was.’ Wat we willen horen is: ‘Ik was in het lab, maar ik besefte dat het niet echt was – dus wist ik dat ik droomde.’
In het VR-lab trainen we deelnemers daarom om reality checks te doen zodra er iets raars gebeurt. We brengen bewust vreemde elementen aan, zoals mensen die je aanstaren, een olifant in de gang die geaaid moet worden, of onbekenden die zomaar binnenlopen. We leren deelnemers dan: check of dit echt kan gebeuren. Is dit echt, VR of droom?
We hopen dat ze ook in hun droom die check blijven doen. Dat ze denken: ‘Wacht eens, in welke versie van het lab ben ik nu?’ En dat precies dát moment hen helpt om lucide te worden.”
3. Waarom onderzoek je dit?
“Lucide dromen hebben enorm veel potentie, zeker als mensen zelf kunnen sturen wat ze in hun droom meemaken. Denk aan mensen met terugkerende nachtmerries door PTSS of fobieën. Die slapen vaak slecht, wat gevolgen heeft voor hun gezondheid en dagelijks leven. Lucide dromen kunnen dan verlichting geven. Als iemand tijdens een nachtmerrie beseft dat ze dromen, kunnen ze het verloop bewust veranderen. Een oorlogsveteraan die telkens opnieuw een dierbare verliest op het slagveld, kan de droom herschrijven: samen veilig thuiskomen. Dat nieuwe einde vermindert de emotionele lading – soms verdwijnt de nachtmerrie zelfs helemaal. Er zijn ook aanwijzingen dat alleen al het besef dat je zou kúnnen ingrijpen helpt. Het gevoel van controle werkt op zichzelf al therapeutisch, zelfs als de droom niet verandert.
Een andere toepassing is motorisch oefenen. Atleten kunnen zo hun prestaties verbeteren, maar ook mensen die revalideren na bijvoorbeeld een hersenbloeding. Ze kunnen in hun droom bewegingen trainen, zonder hun fysieke lichaam te belasten.
Lucide dromen bieden daarnaast ook kansen voor creatieve probleemoplossing. Ze vormen een veilige simulatieomgeving waarin je van alles kunt uitproberen.
Ook voor fundamenteel slaap-, droom- en bewustzijnsonderzoek zijn lucide dromen enorm waardevol. Bij gewone dromen ben je als onderzoeker afhankelijk van flarden en herinneringen – subjectief en lastig te controleren. Maar met lucide dromers kun je ín de droom een taak laten uitvoeren, terwijl ze bewust meewerken. Daardoor kunnen we bewustzijn tijdens slaap op een totaal nieuwe manier onderzoeken.
Maar: om ál die toepassingen mogelijk te maken, moet je eerst in een lucide droom terechtkomen. En dat gebeurt lang niet bij iedereen vanzelf. Daarom focussen we daar nu op.”
4. Wat is de stand van zaken: wat weten we nu al?
“We weten dat het kan – en dat het echt is. Mensen kunnen zich bewust worden van hun droom, die droom sturen én ons daar tijdens het dromen informatie over geven (Konkoly et al., 2020). We weten ook dat je lucide dromen kunt leren en oefenen, en dat bepaalde technieken de kans vergroten. Het begint vaak bij een droomdagboek. Daarmee vergroot je je herinnering aan dromen, en dat is nodig: je moet je dromen goed kennen om ermee te kunnen werken. Dit kun je prima thuis doen.
In het lab gebruiken we prikkels van buitenaf – zoals een piepje – die subtiel in de droom kunnen opduiken. Dat heet droomincorporatie (Oudiette & Paller, 2013). Als je in je droom het piepje herkent van de training, kun je beseffen: wacht, dit is een droom! Maar het moet wel precies getimed zijn. Komt de prikkel te vroeg, te laat of is hij te zwak, dan gebeurt er niks. Of iemand wordt wakker.
Ook realiteitschecks helpen. Mensen trainen zichzelf bijvoorbeeld om overdag hun vingers te tellen. In een droom klopt dat dan vaak niet: je hebt twaalf vingers, of je duim zit verkeerd (Stumbrys et al., 2012). Dat is hét moment waarop je beseft: dit klopt niet – ik droom!
De effectiviteit verschilt sterk per persoon. Sommige mensen zijn na één sessie al lucide, anderen oefenen weken zonder resultaat.
Lucide dromen zijn bovendien objectief meetbaar. Ze komen meestal voor in REM-slaap, waarin je ogen vanzelf bewegen. Met elektroden kunnen we die oogbewegingen volgen, ook als iemand slaapt. We vragen dromers: zodra je lucide bent, geef een signaal – bijvoorbeeld: kijk in je droom van links naar rechts, en weer terug. Die specifieke beweging herkennen we in de data als objectief bewijs van een lucide droom (Dresler et al., 2012).”
5. Wat kan de toekomst brengen?
“Een fascinerend toekomstgebied is droomcommunicatie: het direct, live communiceren met lucide dromers. Dat klinkt misschien als sciencefiction, maar er zijn inmiddels meerdere labs die hier serieus onderzoek naar doen. Communicatie bestaat natuurlijk uit twee kanten: input en output. Oftewel, welke signalen sturen wij naar de dromer, en welke signalen kunnen dromers naar ons terugsturen?
Voor de input gebruiken we signalen die ook bekend zijn uit droomincorporatie. Dat zijn prikkels van buitenaf die op een subtiele manier doordringen tot in de droom. Denk bijvoorbeeld aan lichtsignalen, audioberichten of spierstimulatie. Het moet iets zijn wat de dromer nog net kan waarnemen in de droomwereld. Een lichtflits kan er dan ineens uitzien als een flikkerende TL-lamp, en een gesproken boodschap van de onderzoeker kan zomaar via een speaker in een droomkamer klinken. Het is telkens de kunst om het signaal zó aan te bieden dat het de droom binnendringt, maar de slaper niet wakker maakt.
En dan de andere kant: output. Hoe krijgen we iets terug van de dromer? Daar worden ook steeds meer methodes voor ontdekt. De eerste en bekendste outputvorm zijn oogbewegingen. In REM-slaap blijven de ogen namelijk actief, en die bewegingen kunnen we van buitenaf registreren. Zo kun je bijvoorbeeld met je ogen een links-rechts-beweging maken om een boodschap door te geven. Maar dat is nog maar het begin.
We weten inmiddels ook dat fronsen en lachen zichtbaar zijn tijdens het dromen. Zelfs hard uitblazen via de neus is meetbaar, al heb je daarvoor wel een nasal cannula nodig, plus een sensor die temperatuur of luchtverplaatsing kan detecteren. Ook kleine spiersamentrekkingen kun je gebruiken om te communiceren. Stel: je spreekt met de dromer af dat het aanspannen van de rechter biceps ‘ja’ betekent en de linker ‘nee’. Dan plak je voor het slapen elektroden op beide armen, en kun je tijdens de droom het antwoord op een vraag letterlijk aflezen.
Met oogbewegingen kun je trouwens nog veel verder gaan. Twee elektroden zijn genoeg voor simpele links-rechts-signalen. Hiermee kan je simpele boodschappen ontvangen: ja/nee, tellen, en morse code, maar als je meerdere elektroden rond de ogen plakt, kun je veel complexere patronen meten. In principe kun je dan zelfs tekeningen of woorden ‘schrijven’ met je blik, gewoon vanuit de droom. De elektroden registreren de oogbewegingen in alle richtingen, en via slimme algoritmes kun je achteraf berekenen welk patroon de dromer heeft gemaakt.
Kortom, we staan pas aan het begin van wat er mogelijk is in droomcommunicatie.”
6. Wat is de grootste troef van je onderzoek? Waar ben je het meest trots op?
“Wat ik er zelf zo vet aan vind, is dat ik werk in een veld dat voor veel mensen voelt als iets magisch of mysterieus – en dat wij dat vangen met harde wetenschap. Iets wat eerst vaag of spiritueel lijkt, maken we zichtbaar, meetbaar, tastbaar. Geen magie, maar gewoon wetenschap. Tegelijkertijd zit je op de grens: mensen verwarren lucide dromen soms met astrale projectie of andere spirituele ideeën. Dan moet je uitleggen: dit is geen zweefhoek, dit is serieus neurowetenschappelijk onderzoek. En juist dat spanningsveld vind ik leuk.
Ik ben ook echt gefascineerd door het bizarre en onverklaarbare – en dat kan ik hier combineren met mijn liefde voor data en experiment. Het voelt alsof ik tussen twee werelden werk, precies waar lucide dromen ook over gaan.
Mijn fascinatie begon bij een hersenvak tijdens mijn bachelor medische biologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen. Daarna ben ik meteen de master Cognitive Neuroscience aan het Donders Instituut gaan doen. Alles aan dit veld raakte me: hallucinaties, illusies, dromen. Het is toch bizar dat je hersenen zoiets kunnen maken? En die verwondering wordt alleen maar groter. Zo werkt wetenschap ook: je duikt ergens in en wordt verliefd.”
7. En wat is de grootste uitdaging?
“Slaap- en droomonderzoek gaat langzaam. Je kunt negen uur in het lab zitten en dan zegt iemand: ‘Ik herinner me niks.’ Alles hangt af van herinnering – en die is subjectief. Je kan niet zelf rondkijken in iemands droom. Dus als je ergens naar op zoek bent, moet de deelnemer het opmerken, onthouden en vertellen. Veel informatie gaat daar verloren.
Ook de prestatiedruk is een uitdaging. Deelnemers willen zó graag dat het lukt. Dan zeg ik vaak iets geruststellends – soms lieg ik een beetje: ‘Het is normaal als het niet lukt, daar hebben we een buffer voor.’ Want die druk werkt averechts. Het helpt om dat zo veel mogelijk weg te nemen.”
8. Hoe verhoudt jullie onderzoek zich tot dat van andere onderzoeksgroepen naar lucide dromen?
“Ons lab richt zich op de relatie tussen het fysieke lichaam en het dromende lichaam – en daarin spelen lucide dromen een grote rol. Andere groepen hebben andere accenten. Het Sleep and Memory Lab in Nijmegen van Martin Dresler, waar ik in 2018 begon, is veel neurobiologischer: daar werken ze met bijvoorbeeld MRI-scanners.
Het lab van Ken Paller in Chicago kijkt naar de link tussen lucide dromen en mindfulness of yoga. In Montreal werken Michelle Carr en Claudia Picard Deland (en eerder Tore Nielsen) met thema’s die dichter bij die van ons liggen, zoals VR en vestibulaire ervaringen in dromen. Met hen heb ik dan ook meer contact – we kennen elkaar goed.
Verder zijn er nog wat losse onderzoekers verspreid over de wereld. Het is een kleine, hechte kring: iedereen kent elkaar. Een uitzondering is de groep van Michael Raduga in Silicon Valley. Ik ken niemand die met hen samenwerkt. Hun thema’s zitten meer in de ‘Black Mirror’-hoek en hun methodes moet je met een korrel zout nemen.”
9. Wat heeft je het meest verrast aan je onderzoek?
“De sfeer. Toen ik aan een PhD begon, werd ik gewaarschuwd: het is zwaar, met veel ellebogenwerk. Maar in dit veld zijn mensen juist open en warm. Het is een kleine, hechte gemeenschap. Mijn collega’s zijn echt vrienden geworden. Zelfs mijn beide professoren zijn ontzettend steunend – dat is zeldzaam in de academische wereld.
En inhoudelijk? Hoe moeilijk het is om zo’n persoonlijk en subjectief fenomeen als lucide dromen meetbaar te maken. Je denkt misschien: als iemand zegt ‘ik was lucide’ en je meet hersenactiviteit, dan ben je er. Maar het is geen aan-uitknop. Bewustzijn beweegt op een spectrum. Iemand kan zich vaag bewust zijn, maar niet handelen. Of wél handelen, maar niet uitleggen waarom. Of afwisselend lucide en niet. Geen harde ja/nee-data dus, maar allemaal tussenvormen. En die moet je als onderzoeker proberen te vangen én analyseren.
Wat ik echt geweldig vind: dat je samenwerkt met de dromer. Je maakt samen een plan en probeert dat dan uit in hun droom. Dat voelt bijna als co-creatie, tussen iemand die slaapt en iemand die wakker is. Bijvoorbeeld: we spreken af dat ik tijdens de slaap een lichte EMS-prikkel geef, en dat de dromer dan moet tellen en antwoord geven met een oogbeweging (Peters et al., 2024). Als dat lukt, hebben we dus letterlijk communicatie tussen droom en buitenwereld.
Of we zeggen: ‘Als je vannacht lucide wordt, probeer eens te jongleren. Let op: hoe voelt het, lukt het, moet je iets aanpassen?’ En dan kijk ik later in de data of ik zie waarom het wel of niet lukte (Bonamino & Peters, 2025; Peters et al., 2025). Zo probeer je via omwegen toegang te krijgen tot iemands innerlijke wereld. En dat terwijl ze slapen. Het blijft magisch.”
10. Waarom jongleren?
“Jongleren is het meest vreselijke wat je een lucide dromer kunt vragen. Je moet je lichaam onder controle houden, de zwaartekracht moet kloppen, en de ballen mogen niet veranderen in tomaten. Ons onderzoek staat nog in de kinderschoenen. Onlangs heb ik een paper online gezet over de vraag: wat bepaalt of iemand in een droom kan jongleren (Peters et al., 2025)? Mijn professor schreef eerder al over darten (Schädlich et al., 2017). Je kunt door lucide droomtraining echt beter worden, maar vooral als er weinig afleiding is.
Ik wilde weten wat er mis kan gaan bij jongleren – en wat mensen doen bij wie het wél lukt. We zijn een van de eersten die dit onderzoeken. Dan zie je bijvoorbeeld dat mensen die geen ballen kunnen vinden, ineens sinaasappels gebruiken. We kijken ook naar factoren zoals stress of zelfvertrouwen. Waarom kan de een álles in een droom, en worstelt de ander terwijl ze evenveel ervaring hebben? Over droomcontrole weten we nog veel te weinig, terwijl dat juist de sleutel is tot alle gave toepassingen van lucide dromen. Daarom probeer ik hier nu in te duiken en het onderzoeksveld die richting op te sturen.”
Meer lezen?
Wat zijn lucide dromen en wat gebeurt er in je hersenen? Emma legt het hier uit. En in dit artikel vertelt ze alles over de bijzondere toepassing van haar onderzoek en de complexe ethische vragen die dat met zich meebrengt.
Geschreven door Susanne de Joode, medisch journalist, in opdracht van de NSWO.
26 juni 2025